zaterdag 15 november 2008

10. Romeinen 10:1-21

Romeinen 10 begint met woorden die evengoed als afsluiting van Rom. 9 kunnen worden gezien; Paulus komt immers terug op zijn verlangen om te zien dat Joden behouden worden, wat hij ook zei in Rom. 9:1-5. Paulus verlangt en bidt voor hun behoud. Ze zijn dus niet behouden. Dit woord, behoud, is hetzelfde dat in Rom. 11:26 wordt gebruikt: Aldus zal gans Israel behouden worden.

Joden zijn wel ijverig, zegt Paulus, maar op een verkeerde manier. Ze kennen Gods gerechtigheid niet en proberen hun eigen gerechtigheid te doen gelden (tot behoudenis). Aan Gods gerechtigheid hebben ze zich niet onderworpen.(Rom. 10:2-3)

In Rom. 10:4-8 herhaalt Paulus woorden die hij eerder sprak in de brief. Christus is het einde (of: einddoel) van de wet, en wie gelooft wordt gerechtvaardigd. Mozes benadrukt dat wie de (gehele) wet en dus de rechtvaardigheid doet, daardoor zal leven.(Rom. 10:4-5) Paulus heeft bij herhaling gezegd dat dit een onmogelijkheid is.

Wie van het geloof zijn rechtvaardging verwacht, weet dat hij niet naar de hemel hoeft te klimmen of in de afgrond af te dalen - Christus is immers al uit de hemel omlaag gekomen, en uit de dood opgestaan. We hoeven geen capriolen uit te halen, want Christus heeft alles voor ons gedaan. Het is voldoende om met het hart te geloven en met de mond te belijden dat Jezus Heer is en dat Hij uit de dood opstond; wie dat gelooft zal behouden worden:
Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.(Rom 10:10)
Me dunkt dat dit in wezen een parallelisme is. Wie gelooft en belijdt, ontvangt God’s gerechtigheid en behoudenis. Dat is een opdracht, en ook een belofte. Wie behouden wil worden, moet geloven in Christus, maar zo makkelijk is het ook. Je hoeft er zelf niet voor naar de hemel en de afgrond: Christus heeft dat al gedaan. Hij kwam uit de hemel – Hij is Heer. Hij kwam uit de afgrond – hij stond op uit de dood.

Paulus onderstreept zijn evangelie met een citaat uit Psalm 25:3, iets wat hij in Rom. 9:33 ook al zei:
Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.(Rom. 10:11)

Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, een en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen die Hem aanroepen; want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.(Rom. 10:12-13)
Als het zo is, dat degenen die Hem aanroepen behouden worden, rest de gelovigen in Rome maar een ding: Dat is, aan hun Joodse en heidense buren het evangelie te verkondigen. Mensen zullen Hem alleen aanroepen als ze geloven; mensen kunnen alleen tot geloof komen als ze het evangelie horen; ze horen het, als iemand het hun preekt.(Rom. 10:15)

Maar het is ook duidelijk dat niet allen die het evangelie horen, ernaar luisteren. Dat was al duidelijk in het Oude Testament. Jesaja zegt van Israel:
De ganse dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk. (Rom. 10:21)
Niet iedereen in Israel gehoorzaamde God, maar onder de heidense volken zouden mensen Hem wel gehoorzamen. Jesaja zegt:
Ik ben gevonden door wie Mij niet zochten, Ik ben openbaar geworden aan wie naar Mij niet vroegen.(Rom.10:20)
Mozes zei al dat God zijn volk Israel jaloers zou maken op wat geen volk is.(Rom. 10:19)

De constructie van Paulus lijkt duidelijk. Het evangelie wordt in de hele wereld verkondigd, maar slechts een deel van Israel gelooft het, terwijl onder de andere volken ook mensen tot geloof komen.

Het woord voor aldus (Gr: houtoos) dat in Rom. 11:26 voorkomt (aldus zal gans Israel behouden worden), vinden we in Rom. 10:6, waar staat: de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: etc

Het woord voor gans (Gr: pas) dat voorkomt in Rom. 11:26, zien we ook in Rom. 10:4 – voor een ieder die gelooft.

In Rom 10:11-13 komt hetzelfde woord vier keer voor: allen (Gr: pas) die in hem geloven zullen niet beschaamd uitkomen. Hij is immers Heer over allen (Gr: pas), rijk voor allen (Gr: pas) die Hem aanroepen. Want allen (Gr: pas) die Hem aanroepen zullen behouden worden.

Het woord pas (allen) komen we ook tegen in Rom. 10:16 – niet allen hebben gehoor gegeven. En in Rom 10:18 – over de ganse (Gr: pas) aarde is hun stem gehoord.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik vraag mij af of Paulus het gebruik van het woord ''Israël'' wel consistent gebruikt... Soms lijkt het etnisch gebruikt te worden en soms weer als een theologische term. Bij het tweede gebruik kan nagedacht worden over de manier waarop de heidenen bij dit ''Israël'' zijn ingevoegd.

Unknown zei

Ik denk dat gelijk hebt. Of je dit inconsistent moet noemen weet ik niet, want "Israel" heeft een breed begripsveld. Het kan ook duiden op het historische Israel, op het volk, op Jacob (!), op de religie, en tegenwoordig ook op de staat Israel. En naar ik meen, ook op de nieuwe gemeenschap van Joden en heidenen die christus volgen. Maar dat wil ik niet 'inlezen' in het woord 'Israel' voor het Nieuwe Testament.