donderdag 11 september 2008

7. Romeinen 7:1-26

Rom. 7 is een lastig hoofdstuk waar veel discussie over wordt gevoerd. Bespreekt Paulus zijn geestelijk leven als christen, of gaat het over zijn geestelijk leven in de tijd dat hij nog geen christen was?   Ik wil proberen dit hoofdstuk te lezen op dezelfde manier die we in voorgaande hoofdstukken deden, namelijk vanuit de vraag hoe Paulus ingaat op de verhouding tussen Joden en heidenen in de gemeente in Rome.      

Paulus spreekt Joodse gelovigen in de gemeente aan - broeders die de wet kennen. Hij laat zien dat doordat ze met Christus zijn gestorven, ze dood waren voor de wet, om door de dood met Christus, gesymboliseerd in de doop, eigendom te worden van Christus en om voor Hem te leven. (Rom. 7:1, 4)   

Eigendom van Christus - dat lijkt me een begrip dat met behoudenis te maken heeft. Dat hangt samen met het concept dat we van de eigendomsrechten van de wet zijn ontslagen, en dat we in de nieuwe staat van de Geest zijn. (Rom. 7:4,6)  

Met dat laatste lijkt Paulus opnieuw te refereren aan verbondsbeloften van het Jodendom, waarbij een verandering van het hart en het werk van de Geest werden beloofd in een nieuw verbond. (Jeremia 31:33, Ezechiel 37)   Paulus vergelijkt de relatie tussen gelovigen en de Thora met het huwelijk. Zolang beide partners leven, is echtscheiding taboe. Als echter een van de partners sterft, is de ander ontslagen van de Thora waarmee voor eeuwig in de echt verbonden was. (Rom. 7:2-3)   

Paulus zegt dus aan de Joden in de gemeente in Rome, dat ze door met Christus te zijn gestorven, losgemaakt zijn van de wet, om eigendom te worden van Christus die uit de doden is opgewekt. Geloof in Christus heeft de huwelijksband met de wet beëindigd, en er is nu sprake van een huwelijk met Christus.  In het nieuwe verbond met God is het geloof in Christus de focus, en niet langer de Thora.   

De vergelijking met de doop wordt voortgezet. Doordat de gelovigen met Jezus uit de dood zijn opgewekt, kunnen ze voor God vrucht dragen. (Rom. 7:4) Het vrucht dragen refereert wellicht aan zaad dat in de akker sterft, om te ontkiemen in nieuw leven.   

Dat is een radicale vergelijking. Een Jood die vroeger aan de Thora verbonden was, is door zijn dood en opstanding met Christus niet meer aan die wet maar aan Christus verbonden. Voor wetsgetrouwe Joden die geen christen zijn, is dat een aanstootgevende uitspraak. In Rom. 7:5-6 gaat Paulus met die radicale taal door:   
Want toen we in het vlees waren, werkten de zondige hartstochten, die door de wet geprikkeld worden, in onze leden, om voor de dood vrucht te dragen; maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.   
Het wij dat Paulus gebruikt, kan alleen duiden op Joodse gelovigen, want a) daar begint Paulus mee in Rom. 7:1, maar ook b) omdat de gelovigen uit de volken niet van die Thora hoeven te worden ontslagen. Ze waren nooit ‘gehuwd met’ de wetten van Israel.   

Laat dat maar eens op je inwerken. Wat zegt Paulus daar over het Jodendom zonder Christus? Net als alle andere mensen hadden ze zondige hartstochten, maar die werden door de Thora nog extra geprikkeld. Gevolg was dat zulke mensen voor de dood vrucht droegen. Ze waren gevangen door de wet.   

Opnieuw klinkt dan de vraag of de wet dan verkeerd is. Nee, zegt Paulus, volstrekt niet. De Thora heeft juist onthuld wat zonde is, want zonder wet is de zonde dood, zegt Paulus in Rom. 7:8b. Me dunkt dat Paulus dit niet in absolute zin bedoelt, want eerder in de brief heeft hij al laten weten dat ook voor de Thora werd gegeven, de zonde in de mens ruimschoots tot uiting kwam. En een paar verzen eerder zei Paulus dat de wetgeving de reeds bestaande zondige hartstochten prikkelde.   

In Rom. 7:9 zegt Paulus dan dat hij eertijds zonder wet leefde, maar dat toen het gebod kwam, de zonde begon te leven terwijl hijzelf begon te sterven. Het gebod dat ten leven moest leiden, deed dat niet; het bleek juist naar de dood te leiden. De zonde bewees juist zijn kracht door toen de wet kwam nog meer verleidingen te veroorzaken.   

Als Paulus zegt dat hij eertijds zonder wet leefde, op welke periode in zijn leven slaat dit? Misschien op de tijd van voordat hij een wetsgetrouwe Farizeeër werd. Maar ik kan me ook voorstellen dat Paulus in deze verzen in wezen zichzelf in de plaats van Israel stelt. Eerder in de Romeinenbrief sprak Paulus over de tijd van voor Mozes, toen Israel nog geen Thora bezat. Toen kwam het gebod; Israel kreeg de wetgeving via Mozes. Voor Israel leidde dat niet tot een hechtere band met God maar tot een groter besef van zonde, en het zorgde zelfs voor het aanwakkeren van de zondige verlangens.   

De mens bewijst juist zijn slechtheid door als de Thora komt, die heilig en rechtvaardig en goed is, meer te gaan zondigen. (Rom. 7:12)   

‘Prima, je zegt dus dat de wet goed is, Paulus, maar de goede wet is dus mijn dood geworden?’ Opnieuw voert Paulus zijn critici vragend ten tonele. Paulus antwoord op die vraag met een duidelijk neen: De Thora is geestelijk, maar de mens is vleselijk, verkocht onder de zonde. (Rom. 7:13-14) Het probleem zit hem niet in de wet, maar in de mens. Paulus zegt dan in Rom. 7:14-16:    
Wij weten immers, dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde. Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is.    
Dat Paulus in de ik-vorm spreekt, lijkt me beslist geen aanwijzing dat hij het over zijn eigen christenleven heeft. Immers, hij legt uit wat het betekent dat de mens een slaaf is van de zonde (verkocht onder de zonde). Hij heeft echter voorheen, bijv. in Rom. 6:6, expliciet gezegd dat christenen geen slaven van de zonde meer zijn.   

Paulus spreekt hier dus over niet-christenen, en met het oog op Rom. 7:1 is het redelijk om te zeggen: hij heeft het over de situatie van Joden die geen christen zijn. Hij doet dat met het oog op de Joden in de gemeente die wel christen zijn, maar die worstelen met de vraag hoe hun Thora en wetsbetrachting zich verhouden tot het leven als christen, en wat de heidense gelovigen met die wetten moeten doen.   

Paulus zegt niet alleen dat die heidense gelovigen er niets mee moeten doen, hij gaat veel verder: Jullie Joden in de gemeente, jullie zelf zijn niet langer aan de wet gebonden.  Voor Paulus was dit van groot belang, omdat de Thora nou net de scheiding veroorzaakte tussen de etnische groepen in de kerk in Rome.   

Paulus legt met nog meer woorden uit dat wetsgetrouwe niet-christelijke Joden graag het goede willen doen, maar het kwade is door de zonde in hen aanwezig. Ze zijn krijgsgevangenen van de wet van de zonde. (Rom. 7:23)   

Namens dat niet-christelijke Jodendom roept Paulus dus uit:   
Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?     
Dat is een aspect van behoudenis: verlossing uit het lichaam van deze dood. Daarbij moet niet worden gedacht aan het fysiek aspect van ons mens-zijn tegenover onze ziel of iets dergelijks, maar aan ons hele van God vervreemde bestaan als mens op aarde.     

En het antwoord op die vraag naar de verlossing luidt:    
Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here!    
Paulus sluit zijn betoog over het niet-christelijke Jodendom dan af met de mededeling van Rom. 7:26:    
Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde.
In Rom. 8 gaat Paulus vervolgens uitleggen dat wie in Christus geloven, zijn vrijgemaakt van de wetmatigheid om te zondigen die Rom. 7:26 noemt. Een goede reden om in Rom. 7 met de uitleg niet te denken dat Paulus zijn christelijke geestelijk leven bespreekt, maar zijn voorchristelijke, wetgetrouwe Joodse leven. En daarmee dus de status van geheel Israel zonder Christus.   

Het Griekse woord pas (allen) en diens afleidingen en ook het woord houtoos (aldus) kwamen in dit hoofdstuk niet voor.

 

8 opmerkingen:

Paul Miller zei

Jos, misschien wil je zo aardig zijn puntsgewijs op mijn volgende vragen in te gaan. Je bent deze keer wel heel erg kort van stof voor zo'n moeilijk hoofdstuk :-)

- Kun je nog even kort aangeven a.u.b. waarin je het niet eens bent met Watchman Nee in relatie tot dit hfst.7?
- Ik herinner me discussies over Rom.7:13-26 of Paulus daar over zichzelf schrijft, uitsluitend vóór zijn bekering, of dat hij de worstelingen des vlezes ook ná zijn bekering zo levendig ervoer?
- Ook nu gaat het natuurlijk weer over Paulus' grote betoog/lijn; dat heb ik inmiddels wel begrepen. Derhalve: misschien voelde Paulus zich persoonlijk helemaal geen ellendig mens?!
- Paulus legt wel heel erg de nadruk op de zonde hè? Waarom is de Gereformeerde kerk daar zo ernstig in blijven steken denk je, terwijl Paulus ons toch ook een uitweg biedt?
- Wat vind je van de opvatting dat christenen zich weliswaar niet aan de OT-wet hoeven te houden, maar wel degelijk aan het eisenpakket van de bergrede?! Gij dan zult volmaakt zijn! En dan wordt er vaak fijntjes bij gezegd dat die richtlijnen nog veel verder gaan dan de wetten van het OT.

Unknown zei

Jai k ben misschien wel wat te kort – misschien moet ik het wat uitbreiden, nu ik hier nog eens goed naar kijk. Maar ik heb wel de indruk dat Paulus hier, gericht op de Joodse gelovigen, wat uitgebreid ingaat op de invloed van de wet op hun (voor-christelijke) leven; voor de verhouding tussen heidense en Joodse gelovigen of voor de verhouding tussen en de gemeente en het Jodendom, is dit van minder belang.
Maar allons, om ook de overige zaken die Paulus zegt enig recht te doen, ik zal dit wat herschrijven t.z.t.
Nu je vragen:
- Ik moet er Watchman Nee weer even bijpakken, het is te lang geleden om het nog goed te weten. Dus laat ik dat nu even laten rusten. Dan kan ik zijn schrijfsels ook meteen in de andere hoofdstukken verwerken, waar nuttig voor de verhaallijn.
- Ik denk dat Paulus schrijft over elke Jood die onder de wet is, niet speciaal over zichzelf. Opvallend vind ik de parallellie van vers 8-10 met wat hij in Rom. 4 over Abraham, Mozes en de wet heeft gezegd. Misschien verenigt Paulus hier met zijn woord ‘ik’ zich wel met de heilshistorie – eerst belofte, toen wet erbij, waardoor zonde en genade toenamen.
- De strijd waar Paulus het over heeft, en het ‘ik ellendig mens’, lijken me te gaan over zijn wettische periode – of wellicht bespreekt hij hier de Joodse heilshistorie waarin hij zich eerder met de Joodse historie van onder de wet zijn verbindt, dan dat hij zijn eigen levenservaringen aangeeft. Of allebei wellicht.
- Paulus biedt een enorme uitweg uit de zonde. Over welke gereformeerde kerk heb je het? ☺.
- Ik denk dat we moeten oppassen dat we de Bergrede niet als de Wet voor de Kerk gebruiken. Dan plaatsen we ons net zo onder de wet als het Jodendom was. Tegelijk: de wet en de bergrede zijn goed. Maar zodra we die gaan gebruiken als ons dagelijks wetboek, de meetlat die we naast elke stap leggen, dan plaatsen we ons weer onder die wet als onze tuchtmeester, en dat is nou net niet de bedoeling.

Paul Miller zei

Bedankt voor je toelichtting Jos.

- Ik had moeite met het zien van die parallellie. Je doelt daarmee vast om Rom.4:7 '...,waar echter geen wet is, is ook geen overtreding'? Mozes, huh?
- De wet kunnen we, zoals jezelf eerder ergens al aangaf, wellicht breder trekken dan de OT-wet. In dat opzicht is dit hoofdstuk ook voor niet-Joden best belangrijk denk ik, want elke beschaving kent toch z'n eigen morele wetten? Ik meen dat Geurt Henk van Kooten hier het e.e.a. over heeft gepubliceerd. Daar zul jij van smullen! En Connie Palmen natuurlijk :-)
- Op het gebied van het g(er)ifverkeerdendom ben ik geen groot kenner, waar ik denk aan de verplichte zondagsrust en de Calvinistische gestrengheid van weleer. Nou ja, het beeld van Calvijn hebben we leren relativeren (ND, artikel van ? n.a.v. van zijn brieven). En dan heb ik het nog niet eens over de zware groepen met hun heilsworstelingen. Nee, de Christelijken en de Vrijgemaakten gaan tegenwoordig lekker los, met Opwekkingsliederen en zo.
- Reitsema zet Rom.7:13-27 heel kort (maar krachtig) even helemaal apart. Marty: de wet stelt de kaders, maar kan ons niet ten positieve veranderen.
- In het verlengde van de bergrede zoek ik toch weer naar een hedendaags populair alternatief voor het bereiken van het heil. Op de een of andere manier kom ik daar niet van los. Het oordeel ontlopen door de dorstige een glaasje water in te schenken, door de naakte te kleden en je naaste een helpende hand te reiken. Ik zie 'signs' van een nieuwe evangelische schaamte om te spreken over Gods oordeel over de zonde. We willen beslist niet gereformeerd zijn en we willen acceptatie van de wereld (we emanciperen hè), dus we brengen een acceptabel sociaal evangelie van goede werken. Of zie ik nu beren en spoken; hersenschimmen, zeg maar? Geen woorden maar daden, lijkt het devies van de kerk van de (nabije) toekomst. Anderzijds, wie in goede werken tekort schiet, wordt als een afgeschoten bok alsnog links afgeserveerd. Life sucks...

Paul Miller zei

Morgen D.V. hoofstuk 8. Het is mooi geweest voor vandaag.
Leuk dat je (weer) begonnen bent te lezen in 'Het Normale Christelijke leven' van Watchman Nee. Voor velen wel een klassieker, dus pas op hè..., voor je het weet slaan de broeders je met zijn boeken om de oren.
Ik moet het 'Normale Christelijke Gemeenteleven' ook in mijn bezit hebben, maar dat is wel errug onvindbaar momenteel.

Unknown zei

Ik besef dat ik te cryptisch was over die parallellie. Ik bedoel dit:

Rom 7:9 Ik heb eertijds geleefd zonder de wet – geloof van Abraham
Rom 7:9 Toen echter het gebod kwam begon de zonde te leven – wet van Mozes
Rom. 7:9 maar ik begon te sterven – de wet die torn bewerkt

Ja natuurlijk kunnen we wat Paulus over de rol van de wet zegt, breder trekken dan dat we het zuiver zien als verhandeling over Israel’s wet in de lijn van de heilshistorie. Maar ik merk wel dat ik in een poging van luiheid misschien, om de tekst snel op mezelf ‘toe te passen’, tot nu die de heilshistorische verhandeling van Paulus nogal negeerde. Het gaat hier denk ik wel degelijk in de eerste plaats over de vraag wat voor Joden die tot geloof in Christus zijn gekomen, de wetten voor betekenis hebben. Die Joden verweten de heidense gelovigen dat ze zich niet aan die wetten hielden. In die context zegt Paulus – die wetten brachten jullie niet dichter bij God, maar leidden tot zonde en oordeel. Dus ga je heidense medegelovigen niet lastigvallen met zaken die jullie niks geholpen hebben.
Wie ben ik om vrind Reitsma tegen te spreken als hij zegt dat Rom 7:13-26 een korte uitweiding is. Dat zegt hij, als ik je goed begrijp. In het kader van ons onderzoekje naar de betekenis op het gebied van de relatie Joden en heidenen binnen de gemeente, zie ik niet waarom dit gedeelte zo apart zou moeten staan. Het zet de gedachte voort dat de Joodse wetgeving het Jodendom niet heeft geholpen dichter bij God te komen, niet omdat er iets mis is met de wet, maar omdat er iets mis is met de (Joodse!) mens. Daarover heeft Paulus al veel meer gezegd in eerdere hoofdstukken.
Ik geloof dat ik je snap over de bergrede en het willen zoeken van een alternatief voor het bereiken van het heil. Maar de bergrede maakt toch duidelijk dat ook het geven van een glaasje water aan een arme sloeber, hoe belangrijk ook, tenslotte nooit genoeg is. ‘Gij dan zult vlmaakt zijn’ is onhaalbaar. Me dunkt dat het ouderwetse evangelie van Paulus hierover erg helder is.
De wet is goed, de bergrede is volmaakt, Mattheus 25 is ‘waar’. Maar als we naar die regels staren, kijken we in een Spiegel. We zien ons eigen vuil. Paulus zegt ons dus dat we on seen halve slag moeten draaien en naar Christus kijken. In hem is ons heil gelegen, niet in welke leefregel dan ook. Als we naar Hem kijken, zien we niet ons vuile zelf, maar in Hem zien we de barmhartige God.

Paul Miller zei

Even over Reitsema. Ik had het mis. Alleen de tekst van de versen 13-26 was niet integraal opgenomen in het boekje. Daardoor was ik in de war. Ik lees ook niet alles super secuur. Het is trouwens wel een hele goede bijbelstudieserie van de reeks 'Luisterend leven'.

Paul Miller zei

Over de bergrede etc. moeten we het later nog maar eens hebben. Onlangs las ik in het ND een stuk van een prominent figuur. Iets in de trant van: "Nee, het gaat er niet om dat we behouden worden en later in de hemel komen, nee, het gaat erom dat we Gods koninkrijk nu al ervaren en Zijn naam verheerlijken hier op aarde al etc.". Nou ja, zo'n riedeltje en zóóó vroom of kerkelijk braaf.
Ik vind zulks gewoon geen recht doen aan de kern van het christelijk belijden. Dan heb ik nog liever die domme Health and Wealth figuren. Die zeggen ook dat je hier alles op aarde krijgt, maar heel anders; eerlijker lijkt wel, de 'money mongers' uitgesloten natuurlijk; die zijn echt fout.

Unknown zei

als je in de 8 eerste hoofdstukken van Romeinen 1-8 ziet hoe Paulus 'verloren zijn' en 'behouden worden' omschrijft in allerlei termen, is het echt larie om net te doen of behoudenis alleen op het hier-en-nu slaat. Dr nadruk ligt echt wel op het ontkomen aan de toorn van God, en het eeuwige leven: de heerlijkheid.