zaterdag 27 december 2008

16. Romeinen 16:1-27

In dit hoofdstuk noemt Paulus allerlei namen van mede-christenen. Het is interessant dat deze lijst bestaat uit gelovigen van zowel heidense als Joodse achtergrond.  We nemen de lijst door.
  1. Febe (Rom. 16:1) – de naam komt uit de Griekse mythologie, dus deze vrouw was waarschijnlijk van niet-Joodse afkomst, hoewel heel veel Joden zo gehelleniseerd waren dat het best kan dat zulke namen ook aan Joodse meisjes werden gegeven. 
  2. Prisca en Aquila (Rom 16:3) waren twee Joden: zie Handelingen 18:1-2.  Deze speelden een belangrijke rol bij de niet-Joodse gemeenten. 
  3. Epenetus (Rom. 16:5) – een vroege bekeerling in Asia, die zowel Jood als heiden kan zijn geweest. 
  4. Maria (Rom. 16:6) was een Joodse naam. 
  5. Andronicus en Junia (Rom. 16:7) waren Joden. 
  6. Ampliatus (Rom. 16:8) was een gebruikelijke naam voor slaven in Rome; dit was waarschijnlijk een heiden, maar zeker is dat niet. 
  7. Urbanus (Rom. 16:9) was ook een gebruikelijke naam voor Romeinse slaven. Waarschijnlijk een heiden, maar dat is niet zeker. 
  8. Stachys (Rom. 16:9) was een gebruikelijke naam voor Griekse slaven, dus waarschijnlijk een heiden, maar dat is niet zeker. 
  9. Apelles (Rom. 16:10) was een gewone Griekse naam; waarschijnlijk een heiden, maar er waren ook Joden met deze naam. 
  10. Aristobulus (Rom. 16:10) – het is niet zeker of deze man zelf lid van de gemeente was, of dat het hier alleen gaat om een deel van zijn huishouden.  De naam is heidens. 
  11. Herodion (Rom 16:11) was een Jood. 
  12. Narcissus (Rom. 16:11) is een heidense naam; misschien gaat net als bij Aristobulus niet om Narcissus zelf, maar om leden van diens huishouden. 
  13. Tryphena en Tryphosa (Rom. 16:12), twee vrouwen waarvan we de afkomst niet weten. 
  14. Persis (Rom. 16:12) was een gebruikelijk naam voor slavinnen; waarschijnlijk heidens, maar zeker weten we dat niet. 
  15. Rufus (Rom. 16:13) zou degene kunnen zijn die in Markus 15:21 wordt genoemd.  In dat geval is het een Jood.  Maar of het of die Rufus gaat, is onzeker. Het feit dat Markus zijn evangelie waarschijnlijk in Rome schreef, maakt het een intrigerende kwestie. 
  16. Asyncritus, Phlegon, Hermes, Patrobas, Hermas (Rom. 16:14) hebben allemaal heidense namen, en de kans dat ze heidenen waren is dus groter dan dat ze Joden waren.
  17. Philologus, Julia, Nereus, Olympas (Rom. 16:15) lijken me ook allemaal heidense namen, maar dat bewijst niet dat ze heidenen waren.
Uit de groeten die Paulus aan deze individuen doet, kunnen we dus niet veel meer opmaken dan dat hij een aantal Joodse christenen, en waarschijnlijk ook een aantal heidense christenen groette.  Dat lijkt logisch gezien de make-up van de gemeente in Rome. 

Paulus eindigt met een oproep om geen omgang te hebben met hen die onenigheden en verleidingen veroorzaken.  Hij wil de twist in Rome tussen de Joodse en de heidense factie beslechten. (Rom. 16:17-20) 

Tenslotte, Paulus schreef deze brief vanuit Korinthe. Dat blijkt uit het feit dat hij Febe naar Rome stuurt; Febe kwam uit Kenchreeen, een voorstadje van Korinthe. (Rom. 16:1)  Het blijkt ook uit de groeten die hij doet van Gaius en Erastus (Rom. 16:23-24), namen die aan de gemeente in Korinthe verbonden zijn. (zie 1 Cor. 1:14 en Handelingen 19:22)  

Geen opmerkingen: